Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [26]met een doorgaanden vloed zal [27]Hij [28]haar plaats te niet maken; en [29]duisternis zal [30]Zijn vijanden vervolgen. 26. Dat is, door een vijandelijken inval, die overal lopen zal, zal Hij hare plaats teniet maken. Of, en met den doorgaanden vloed zal Hij hare [te weten Nineve's] plaats ten verderve, [of tot vernieling] maken; dat is, Hij zal maken dat de plaats van Nineve het verderf zelf zij, en tot niet gebracht worde, te weten, door de Meden en Chaldeen. 27. Te weten, God de Heere. 28. Dat is, de stad Nineve zelve. Het is een gemene wijze van spreken in de Heilige Schrift, dat de plaats van enig ding wordt gezegd te vergaan als het ding zelf vergaat. Alzo Dan.2:35; Openb.12:8. 29. Duisternis betekent hier allerlei grote jammeren en ellende, gelijk Joel 2:2; Micha 7:8, en elders. 30. Te weten, des Heeren, of van het volk Gods, en versta hier door vijanden de Assyriers. Anders: en Hij zal de duisternis zijne vijanden doen vervolgen.